Wat is de betekenis van prunus?

boom uit de rozenfamilie; sierkers. boom die behoort tot de uitgebreide rozenfamilie die steenvruchten voortbrengt zoals de pruimenboom, de zoete en zure kers en die in tal van siervarianten voorkomt; door betekenisspecialisering vaak ook ter aanduiding van een boom uit de groep van de sierkersen, of in het bijzonder van de Japanse sierkers....

Prunus L. [C. Linnaeus], - oude Lat. plantennaam, pruimeboom.

[Lat. = pruim(eboom)] plantengeslacht van de familie Rosaceae, waartoe o.a. de pruim, de vogelkers en de Japanse kers behoren.

sierstruik

oude Lat. pltn. voor pruimeboom

fam. Rosaceae. Groot gesl. van houtige gewassen met bladeren, die aan de voet gewoonlijk voorzien zijn van enkele klieren; de bloemen hebben een verdiepte bloembodem, ze ontwikkelen zich tot steenvruchten. De talrijke in cultuur zijnde soorten groepeert men als volgt:(1) Laurierkersen, met leerachtige bladeren; hiertoe vooral P.laurocerasus L. uit...

i, f. pruimeboom.

tot dit plantengeslacht behoren o.a. de Pruim*, Abrikoos*, Kers*, Laurierkers*; gekweekt om de vruchten, vele als sierheesters of bomen met witte, rosé of rode, enkele of dubbele bloemen; sommige met bruine bladeren.

Prunus is een plantengeslacht waartoe een groot aantal eetbare vruchten behooren. Abrikoos: Prunus armeniaca. Kriekpruimen, Kroosjes, Mirabellen: Prunus instititia. Kwets: Prunus domestica. Reine Claude: Prunus italica. Amandel: Prunus amygdalus. Perzik: Prunus persica. Kers: Prunus Cerasus.