Pruis
...
Ontdek ons tijdschrift
en lees alles over taal uit Nederland en Vlaanderen*Zolang de voorraad strekt
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-en), 1. iem. uit —, bewoner van Pruisen; 2. (gew. in Zuidn.) landloper, bedelaar; 3. (in ’t mv.) soort van aardappels.
Marc De Coster (2020-2025)
(19e eeuw) (vnl. Antwerpen, scheldw.) landloper; woeste kerel. • Pruis, znw., m . — In 't Z . der Kemp. geeft men dien naam aan alle landioopers en bedelaars van verdacht voorkomen, onverschillig tot welke nationaliteit zij behooren, waarschijnlijk omdat er nogal veel Pruisen onder zijn. Daar kwamen twee pruisen aan de deur om ' en aalmo...
Jozef Verschueren (1930)
m. (-en) inboorling, man afkomstig van Pruisen. Pruisen ('pruisən) o. [Borussen < Kussen] gedeelte van Duitsland. Geschiedenis. De bakermat van Pruisen is het keurvorstendom Brandenburg, dat Frederik van Hohenzollern, burggraaf van Neurenberg, 1415 van keizer Sigismənd als leen verkreeg. De grəndlegger van Pruisens macht is Frederik Willem...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: