Wat is de betekenis van Provinciaal?

2024-03-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

provinciaal

1) (1914) (stud.) niet-corpslid. • (Jac. van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. 1914) 2) (Amsterdam) (min.) niet-Amsterdammer. • (Hans Heestermans & Ditte Simons: Mokums woordenboek. 2014)

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

provinciaal

provinciaal - bijvoeglijk naamwoord, onbekend woordtype, zelfstandig naamwoord uitspraak: pro-vin-sjaal 1. wat met de provincie te maken heeft ♢ mijnheer Abbink zit in het provinciale bestuur 2. bekrompen, zoals in de provincie...

2024-03-29
Jargon & Slang van Studenten

Marc De Coster (2017)

Provinciaal

Provinciaal - niet-corpslid.

2024-03-29
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

provinciaal

met geringschatting gebruikt voor elke niet-Amsterdammer: De provincialen, de buitenlui, doen zich (bij het afrekenen in een café) zeer verschillend voor, al naarmate de partij uit ‘dames seules’ bestaat dan wel door heeren wordt aangevoerd, Amsterd. stukken e. brokken 190.

2024-03-29
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Provinciaal

plattelander; boertje van buiten; iemand met kleinburgerlijke opvattingen en boerse manieren. Soms ook voor een onontwikkeld, bekrompen mens. De laatste tijd vooral in de verkleinvorm, wellicht om het minachtend aspect te vergroten. Ook in het Frans als scheldwoord: provinciale. Syn.: boertje van buuten.De goede kennis, van wie ik zoo-even gewaagd...

2024-03-29
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Provinciaal

[Lat. provincialis] I zn persoon uit de provincie (tegenover iem. uit grote stad); (rk) afk. Prov. overste van een kloosterprovincie bij verscheidene ordes; II bn de provincie betreffend of daaruit afkomstig, gewestelijk.

2024-03-29
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Provinciaal

gewestelijk; persoon uit de provincie (minachtend)

2024-03-29
Kerkelijk woordenboek

Professor mag. dr. J.B. Kors o.p. (1967)

Provinciaal

titel van dengene, die een provincie van een religieuze → orde of → religieuze congregatie bestuurt. Hij wordt gekozen op het provinciaal → kapittel, en meestal terzijde gestaan door → definitoren.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Provinciaal

1) uit de provincie afkomstig; gewestelijk; Provinciale Staten: bestuurscollege of raad van een provincie, tevens kiescollege voor de Eerste Kamer 2) provinciaal, bewoner van een provincie, niet van de hoofdstad; buitenman; bestuurder van een aantal kloosters.