Wat is de betekenis van Proper?

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

proper

proper - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: pro-per 1. verzorgd en keurig ♢ Wilhelmina is altijd erg proper 2. zonder stof, viezigheid of vlekken ♢ haar badkamer is altijd proper Bijvoe...

2024-04-19
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

proper

schoon, netjes (informeel) De brandweer en de civiele bescherming kwamen massaal ter plaatse om de ingewanden met graafmachines op te scheppen en het wegdek met sterke detergenten schoon te spuiten. Pas rond 6 uur was de rijbaan proper. (De Standaard) In Nederland is het gebruik van ‘proper’ vrijwel beperkt tot si...

2024-04-19
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

proper

Gij zijt proper, gij. (Jij bent me ’n mooie.) — schoon. Kijk, propere handen!

2024-04-19
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

proper

(bn.) keurig, verzorgd, netjes, schoon - iets proper houden, iets netjes houden.Een van de begeleidsters zal met de kinderen de kippenren proper houden en de mest uitstrooien tussen de plantjes in onze moestuin. Met de eitjes van de kippen zouden we cake, pannenkoeken of een taart kunnen bakken. - HN, 10-03-2003. - iets proper maken,...

2024-04-19
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

proper

1. Van pers. en zaken: keurig, in de puntjes verzorgd, net; vand. ook: fraai, netjes. Die mannen droegen toen, in plaats van een col waarvan het randje uit de uniform piept, een bandje witte pereltjes, zodat zij altijd netjes en proper waren, LIA TIMMERMANS 1962, 100. Brasserie-restaurant... vraagt propere en deftige hulp-kellner, Reklaamblad...

2024-04-19
Yiddish Slang

Fred Kogos (1966)

Proper

Kosher (slang).

2024-04-19
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

proper

net(jies), sindelik, rein.

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Proper

adj. & adv., himmel, skjin, eptich, kreas.

Wil je toegang tot alle 19 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

proper

eigen; eigenlijk, echt, rechtmatig; eigenaardig; geschikt, behoorlijk, juist, betamelijk, gepast; fatsoenlijk; proper name, eigennaam; the proper officer, de betrokken ambtenaar; there will be a proper row about it, een standje dat niet mis is; think (it) proper, goedvinden.