Wat is de betekenis van profijtig?

2024-04-25
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

profijtig

zuinig, voorzichtig ‘Laten we zeggen dat ik na aftrek van de vaste kosten de helft overhoud van een uitkering van 1.235 euro per maand.' 'Dan moet je al heel profijtig leven', weet ook Odette. (Het Nieuwsblad) Die vreemde bekentenis kwam er profijtig, maar toch overtuigd uit. Op de vraag van journalist...

2024-04-25
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

profijtig

(bn. en bw.) zuinig, gierig, goedkoop, voordelig. E-mailmarketing, ook een profijtig communicatiekanaal, lijkt daarentegen een beetje op de terugweg. - FET, 01-02-2002. Zie rustig, zelfverzekerd, parmantig, afgemeten.

2024-04-25
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

profijtig

1. Van pers.: zuinig, soms bep.: gierig; van zaken: van zuinigheid blijk gevend; - als bijw.: op een zuinige wijze. Duiven zijn er wel in Kongo. Ze leven er vrij in de bossen. Maar van duivenmelkers en prijskampen heeft Tor ginder nooit gehoord. «Ze zullen dat nog niet kennen,» besluit Vital met een profijtig treksken aan zijn sigaar, O...

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Profijtig

bn. bw. (-er, -st), (Zuidn.) zuinig: profijtige mensen; profijtig larven.

Gerelateerde zoekopdrachten