Wat is de betekenis van prentenboek?

2024-04-18
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

prentenboek

1) (1937) (sch.) wonderlijk iemand; rare snuiter. • ‘Wat een prenteboek!’ lachte Toon en begon kinderlijk op z'n vingers te telle: ‘Nog èèn.... twee.... drie uurtjes en we zullen 'm anschouwe, het fuifnummer! (Willem van Iependaal: Kriebeltjes hoogtepunt. 1937) • „Mooi is hij nooit geweest," vindt B...

2024-04-18
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

prentenboek

prentenboek - zelfstandig naamwoord uitspraak: pren-ten-boek 1. boek met plaatjes ♢ ik las met de kleuter in een prentenboek Zelfstandig naamwoord: pren-ten-boek het prentenboek de prent...

2024-04-18
Geschiedenis & Samenleving

Cees van der Kooij & Marjan de Groot-Reuvekamp (2009)

prentenboek

Papieren beeldvormer van aspecten van de hedendaagse of historische werkelijkheid.

2024-04-18
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Prentenboek

(Bargoens) zonderling persoon, kwibus, rare snijboon. Vermeld door Endt (1974).

2024-04-18
Woordenboek Nederlandse termen van Bibliotheek en documentaire informatie

dr. P.J. van Swigchem en E.J. Slot (1990)

prentenboek

voor kinderen bestemd boek met prenten, meestal voorzien van korte tekst of versjes.

2024-04-18
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Prentenboek

s.n., printeboek (it).

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Prentenboek

o. (-en), boek met prenten; inz. boek met prenten, onderschriften en versjes voor kinderen; — des duivels prentenboek, een spel kaarten.

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

prentenboek

o. prentenboeken (kinderboekje met prenten).

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

prentenboek

o. (-en) kinderboek met prenten. ➝ duivel.