Wat is de betekenis van praten?

2024-04-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

praten

praten - regelmatig werkwoord uitspraak: pra-ten 1. woorden uitspreken, iets zeggen ♢ Kees is een jaar en hij kan nog niet praten 1. laat hem maar praten [je moet je niets van hem aantrekken]...

2024-04-24
Wielerwoordenboek

Fons Leroy en Wim van Rooy (2010)

praten

praten: een afspraak maken omtrent het koersverloop, een deal sluiten tussen vooroprijdende renners.

2024-04-24
MOM's lexicon van de opvoedmisstanden

Marga Schiet (2003)

Praten

Kinderen leren vanzelf praten. Taal leren gaat altijd via anderen. Mama, papa, woef-woef en aai zijn de vaak de eerste herkenbare woordjes die een kind zegt. Hij heeft leren begrijpen dat taal een symboolfunctie heeft en dat bij een bepaald woord een ding of een situatie hoort. En hij heeft geleerd dat alles een naam heeft. Ouders benoemen dingen d...

2024-04-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Praten

v., prate, petearje; — als Brugman, mei bekken bihongen wêze; snaterend —, snetterje; iem. naar de mond , immen meiprate; zich ergens uit —, earne in punt oan draeije, eat bidraeije; ergens omheen —, op ’e kant om prate, helje, earne op om prate; i...

2024-04-24
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Praten

(praatte, heeft gepraat), 1. spreken, zijn gedachten hardop uiten : in de leeszaal mag je niet praten ; kun je niet praten f waarom spreek je niet?; — bij overdr. van dieren : die papegaai kan praten ; — er is één kip, die loopt al te praten, te zingen, als voorteken van de naderende legtijd ; 2. zich in taalklanken uiten...

2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

praten

praatte, h. gepraat (spreken, kouten, babbelen, snappen): iem. naar de mond praten, zoals hij het gaarne hoort; iem. aan het (zien te) krijgen; praten als Brugman! hij heeft mooi praten; met hem valt niet te praten, hij is onredelijk; praten over; daar weet ik van mee te praten, daar heb ik ondervinding van; iem. iets uit het hoofd praten, zijn pla...

2024-04-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

praten

('pra:tən) (praatte, heeft gepraat) 1. spreken : een papegaai leren -; kom vanavond wat -; in ’t honderd, over koetjes en kalfjes -. Gez. ergens overheen -, pratend de aandacht afleiden van iets dat men liever niet opgemerkt wil hebben; goed, mooi hebben, spreken helpt toch niet of reden hebben om anders te spreken; kan je niet -? waarom...

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

praten

(praatte, heeft gepraat), 1. spreken, zijn gedachten hardop uiten: in de leeszaal mag je niet praten; kun je niet praten? waarom zeg je niets?; (overdr.) van dieren: die papegaai kan (zegsw.), men moet kunnen en breien, men moet al pratend, toch kunnen doorwerken: laten we daar niet meer over -, het voor afgedaan houden; over koetjes en kalfjes pra...