pover - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: po-ver 1. klein in hoeveelheid, hoogte of aantal ♢ het was maar een pover resultaat 2. berooid, zonder geld ♢ zij hadden een pover bestaan Bij...

[→Fr.], bn. en bw. (-der, -st), (oorspronkelijk) arm, berooid, schamel: povere lieden; armoedig, schraal; een bestaan; hij ziet er — uit; gering: een resultaat; een figuur slaan.

(<Fr.), bn. bw. (-der, -st), armoedig, schraal; een povere garderobe, een pover bestaan ; een pover resultaat: hij ziet er pover uit.

pover - bn. povertjes, bijw. armoedig, schraal; hij ziet er povertjes uit