pottentrien
(1901) (scheldw.) lomp vrouwspersoon; boerentrien. • Wat ziet die mama van Van Raven er uit. Net een pottetrien. (Louis Couperus: De boeken der kleine zielen. 1901-1903) • Belachelijk zijn echter eenige aanmerkingen, die de Hollandsche kritiek op zijn werk maakte. Zoo leest men in de ‘N.R. Crt.’ b.v. ‘En de groote juffe...