Wat is de betekenis van Potje?

2024-04-20
Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Potje

Potje - sportslang voor ‘wedstrijd’. Sinds het begin van de jaren tachtig. → oefenpotje. ‘Na mijn lange blessureperiode kijk ik toch met tevredenheid terug op dit toernooi,’ concludeerde Jagerman. ‘Dit mag dan een wat minder potje zijn geweest, ik voel toch dat het de goede kant uit gaat.’ Het Parool, 01-06-91 ‘Straks speel ik al mijn vierde potje...

2024-04-20
Lesbotaal Lexicon Lesbiaans : lexicon van de lesbotaal

Hanneke Kunst en Xandra Schutte (1991)

Potje

Potje - op ieder potje past een deksel, voor elke potse dame bestaat een potentiële partner. Volgens de Amerikaan Rodgers is dat zelfs een specifiek Nederlandse homouitdrukking. There exists a gay Dutch expression, which translates into English as ‘there is a lid for every pot’. (Rodgers, 1979).

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Potje

o. (-s).

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

potje

('potjə) o. (—s) vklw. van →: pot.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Potje

Potje - o. (-s), kleine pot (in alle bet.): een potje aardbeien; — (fig.) potjes hebben ook ooren, kinderen luisteren scherp toe; — een potje te vuur hangen, iem. aanklagen bij een meester of vader; — daar staat een potje te vuur voor hem, hij zal leelijk gestraft worden; — het is nog niet in het potje, waarin het koken m...