pothoer
(1663) (scheldw.) verachtelijke, waardeloze vrouw. Volgens Heestermans is dit woord dubbelop: pot komt hier van het Middelnederlandse ‘pute’ (hoer) of moeten we bij ‘pot’ denken aan ‘pispot’, waardoor dit scheldwoord moet worden opgevat als ‘stronthoer’. • Nou maecktje van hier, wy mogen jou gera...