positief
(bijvoeglijk naamwoord) [alg.] zie: uit Frans, geen Engels
Dit woord kan vandaag nog exclusief van jouw zijn!
Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)
Muiswerk Educatief (2017)
positief - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: po-si-tief 1. zeker dat het juist is ♢ ik weet positief dat hij gelijk heeft 2. goedkeurend of instemmend ♢ hij reageerde positief op mijn voorstel...
Marc De Coster (2017)
Positief - ja; als bevestiging van iets.
Fons Leroy en Wim van Rooy (2010)
positief: wordt gezegd van een renner die betrapt werd op dopinggebruik; er werden sporen van doping gevonden in zijn bloed- of urinestaal.
Jannes van Everdingen en Arnoud van den Eerenbeemt (2010)
Gezegd van de uitslag van een medisch onderzoek als je de ziekte wel blijkt te hebben. Het woord ‘positief’ heeft in de geneeskunde een betekenis die niet aansluit bij de betekenis en bijklank in gewone taal. Dat is best verwarrend. ‘Positief’ betekent in gewone taal tenslotte ‘gunstig, leuk, fijn’ enzovoort. Dat is het niet als medisch onderzoek d...
Marc de Coster (2009)
Gezegd van een renner die verboden stimulerende middelen heeft gebruikt. Renners die zich te laat aandienen bij de dopingcontrole (de aanmelding dient uiterlijk dertig minuten na afloop van de wedstrijd te gebeuren) of renners die gewoon verstek laten gaan, worden automatisch positief bevonden. Bij een in overleg met de ploegleiding en de ploegarts...
Jan Luitzen (2009)
(bn) SP - een bevestigend antwoord inhoudend, bv. positief bevonden worden of zijn bij een dopingcontrole, dwz. op het gebruik van doping betrapt worden. • De uitslag is positief indien uit de dopingcontrole blijkt dat: 1. in het monster van de betreffende sporter (verboden hoeveelheden) (afbraakproducten van) een of meer verboden stoffen en/of ver...
Katja Reichenfeld (2003)
Een positief is een een verplaatsbaar orgeltje van groter formaat dan een portatief. De omvang was twee tot drie octaven, en het werd door twee mensen bespeeld: een bediende de toetsen, de ander de blaasbalg. Zo werd het positief tenminste vaak afgebeeld op altaarstukken, bijvoorbeeld van Jan van Eyck of Hugo van der Goes, waar engelen optraden als...
Jan Meulendijks (1993)
groter dan nul; afdruk; bevestigend; stellig; stellende trap (taalk.)
dr. P.J. van Swigchem en E.J. Slot (1990)
in fotografie: beeld waarin de waarden van licht en donker (vrijwel) gelijk zijn aan die in de werkelijkheid.
Getty Research Institute (1990)
positief - Orgels met lippijpen en toetsenbord, waarvan de blaasbalg wordt bediend door derden.
J. van Donselaar (1936)
tw., ik ben er zeker van; dat is positief zo. Professor: Een wijs man trekt alles in twijfel. Alleen een dwaas is positief. Student: Bent u zeker daarvan? Prof.: Positief! (BN 121: 28; 1980). - Etym.: Vgl. E (I am quite) positive = (Ik ben geheel) zeker.
S. van Ameringen (1962)
klein orgel, 1 tot 2 klavieren, met of zonder pedaal: hulporgel, instrument voor een aparte kapel in een grote kerk. Er bestaan thans ook kistpositieven die gemakkelijk verplaatsbaar zijn.
Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)
1) vaststaand; zeker; stellig; bevestigend; positief recht: vastgesteld recht tegenover natuurrecht; positieve electriciteit: aantrekkende electriciteit; positieve godsdienst: geopenbaarde godsdienst. 2) stellende trap van bijv. naamwoorden; het onbetwistbare; weer tot zijn positieven komen: weer tot zich zelf komen; afdruk van een negatief (fotogr...
Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)
het tegendeel van negatief, zie aldaar; 1. het aanwezig zijn van een bepaald symptoom, waar een onderzoek op gericht was, in het bijzonder de aanwezigheid van tuberkelbacillen in sputum e.d.; 2. de lichtbreking van een lens of spiegel waarbij de stralen geconcentreerd worden (zie ook brilleglazen). 3. een prettige toenaderende gevoelstoon met een m...
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj., posityf; nooit tot iets -s komend, tusken wetter en wyn.
Van Dale Uitgevers (1950)
I. [acc. wisselt] (<Fr.),bn. bw. (...ver,-st), 1. vast, zeker: ik weet het positief’, een positieve waarheid; — hij was erg positief in zijn beweringen; — (Zuidn.) een positief mens, die zeker is van zichzelf; 2. wezenlijk, werkelijk bestaande en waarneembaar: een positieve verbetering; 3. vast, streng omlijnd: de positieve w...
Prof. Dr. P.H. van Laer (1949)
(Lat. positivus = geplaatst, gesteld; pónere = plaatsen, stellen). Gewoonlijk gebruikt in tegenstelling tot negatief; b.v. positief electrisch.
Winkler Prins (1949)
(1), in de fotografie het met fotografische middelen verkregen beeld, waarin de toonwaarden zich op dezelfde wijze tot elkaar verhouden als in het gefotografeerde voorwerp. P. worden gewoonlijk vervaardigd op papieren of glazen onderlaag; in dit laatste geval spreekt men meer van diapositief', (2) in de wiskunde: groter dan nul. Tegenst.: nega...
Jacon Kramers Jz (1948)
ma. 1 stellende trap (in de taalk.); 2 (ook:) kamerorgel; vóórorgel, klein orgel vóór een groot; 3 tegengestelde van negatief.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.