poort
1) (16e eeuw) (inf.) (meestal verkleinvorm) anus. 'Ergens zijn poort aan vegen' betekende in de 16e eeuw: ergens maling aan hebben. 'Geen papier meer hebben om zijn poort aan te vegen': straatarm zijn. Bij uitbreiding betekende 'poort' ook: zitvlak, achterste. • Doch 't is al om niet é sprooke, z'Heeft 'er poortje al é looke, Och...