Wat is de betekenis van Pokdalig?

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Pokdalig

adj., pokdobbich, pokk(er)ich, mottich, fan 'e pôk skeind.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Pokdalig

bn., getekend door de pokken, mottig: een pokdalig gezicht; hij is pokdalig.

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

pokdalig

bn., bw. (van de pokken geschonden, mottig): een pokdalig gezicht, vol pokputten.

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

pokdalig

(‘da:ləch) bn. (-er, -st) met pokdalen getekend, mottig: een gezicht.

2024-03-29
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Pokdalig

Pokdalig - zie POKKEN.

2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

pokdalig

bn., getekend door de pokken, mottig: een — gezicht.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Pokdalig

Pokdalig bn. (-er, -st), geteekend door de kinderpokken, mottig : een pokdalig gezicht.