Wat is de betekenis van pof?

2024-04-23
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

pof

Het begrip pof heeft 3 verschillende betekenissen: 1) krediet. vertrouwen in het vermogen van iemand om schulden later terug te betalen; krediet. 2) bolstaande plooi. bolstaande plooi aan de armen of pijpen van een kledingstuk. 3) klanknabootsing. klanknabootsing van iets dat valt of neerkomt of van een slag of stoot.

2024-04-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

pof

1) (1951) (mar.) uitbrander, standje; straf. 'Een pof hebben': straf krijgen. • Het zat hem al de hele dag dwars, dat hij een pof had gekregen vanwege dat roken bij het olieladen. (Piet Bakker: De slag in de Javazee. 1951) 2) (1984) (drugs) gezuiverde cocaïne. • Met een mes roert Edwin in het papje dat zij heeft gemaak...

2024-04-23
Jargon & Slang van Junkies en dealers

Marc De Coster (2017)

Pof

Pof - slangbenaming voor gezuiverde cocaïne.

2024-04-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

pof

pof - zelfstandig naamwoord 1. je hoeft pas later te betalen ♢ bij deze winkel kun je nog op de pof kopen Zelfstandig naamwoord: pof de pof

2024-04-23
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

póf

(zn) fijn zand HP.

2024-04-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Pof

interj., pofty!

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Pof

I. i. tw., nabootsing van het doffe geluid van een stoot of slag: pof! daar viel hij op de grond; ii. zn., m. (-fen), 1. klap, slag, stoot, inz. stevige stoot met gebalde vuist; 2. plof, knal: poffen uitdelen. II. in de uitdr. op de pof, 1. op de pof kopen, halen, op krediet kopen of halen; 2. op de pof gaan, overkomen, (van soldaten) zonder...

2024-04-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

pof

I. m. (krediet): op de pof halen (of: kopen), d. i. niet dadelijk betalen. II. 1. tw., klanknabootsing van een dof geluid: pof daar lag het; 2. m. poffen (dotje slag, stoot, klap); dat gaf een pof. III. v. poffen (bol uitstaand versiersel op de mouwen of de rok ener japon); pof I, II, III zijn etymologisch verwant.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

pof

I. tw. klanknabootsing van het doffe geluid yan een slag of stoot: - en hij sprong naar beneden. II. m. (-fen) dergelijke slag of stoot: iemand een geven. Gez. op de [zo dat men er maar een slag naar slaat] op goed geluk af; op de halen, kopen, op krediet; op de gaan, naar huis komen, overkomen, vooral gezegd van soldaten die, zonder verlof, naar h...