Wat is de betekenis van poes?

2024-04-19
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

poes

Het begrip poes heeft 4 verschillende betekenissen: 1) huisdier dat miauwt en spint. klein huisdier dat miauwt en spint en dat gehouden wordt als gezelschapsdier of voor het vangen van muizen en ratten; huiskat; kat. Ook als roepnaam. Zowel in toepassing op dieren van het vrouwelijk als van het mannelijk geslacht. 2) vrouwelijke k...

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

poes

1) (18e eeuw) (vaak verkleinvorm) meisje, vrouw. Vaak als aanspreekvorm. Soms in de zin van prostituée, hoer. In deze betekenis reeds bij de 18e eeuwse dichter P. Langendijk: 'Ik geloof dat hy onthaald was by mooje poesjes: Want we vonden niet by hem als een wajertje, en een doosje met moesjes.' • Het ging zoo verre, dat hij op zekere u...

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

poes

poes - zelfstandig naamwoord 1. klein huisdier dat miauwt ♢ onze poes zit voor het raam 1. dat is niet voor de poes [het is erg indrukwekkend] 2. mis poes! ...

2024-04-19
Jargon & Slang van Studenten

Marc De Coster (2017)

Poes

Poes - benaming voor meisje. Syn.: kevertje, mokkel; (Vlaams) teefke.

2024-04-19
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

poes

vagina, Straattaal.

2024-04-19
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

poes

(de, poezen) - niet van de poes zijn, niet voor de poes zijn, niet mis zijn. ‘Ik mikte wel op een podiumplaats maar een overwinning had ik niet meteen verwacht’, zegt hij. ‘Ik ben nog in volle voorbereiding op het nieuwe seizoen dat pas in april van start gaat. En de concurrentie was toch ook niet van de poes. Blijkbaar ha...

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Poes

s., poes; dat is niet voor de —, dat liicht der net om.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Poes

I. v. (-en), 1. roepnaam voor een kat; — kat: daar zaten twee witte poesen; poes zit te spinnen ; — in zegsw.: mis poes! dat is mis, dat ontgaat je, (ook) dat dacht je maar ; — hij is er zo mooi mee als poes, bijzonder mooi (vooral gezegd als hij zelf er mee ingenomen is); — hij is voor de poes, voor de haaien, verloren ; &m...