Wat is de betekenis van poepdoos?

2024-03-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

poepdoos

1) (19e eeuw) (inf.) primitief toilet (oorspronkelijk in Ned.-Indië). Syn.: kakdoos*. Kijk ook onder doos*. • Bertha, die op de poepdoos zat te luistere. (Willem van Iependaal: Polletje Piekhaar, 1935) • ‘Ach, ja,’ gromde Nol, ‘die Nel most d'r plassie spuie en heeft weer is vergete de deur te vermolle... Eé...

2024-03-29
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Poepdoos

bangerik; angsthaas. Vgl. schijthuis. ‘Sekreten!’ hoonde de overmoedige Tolman. ‘Poepdozen! Kom es op!’ (A.M. de Jong, Frank van Wezels roemruchte jaren, 1928)

2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

poepdoos

v./m., (scherts.) toilet.

Gerelateerde zoekopdrachten