Wat is de betekenis van Poen?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

poen

1) (1698) (inf.) geld. Volgens L. Günther (Die Deutsche Gaunersprache. 1919) zou het woord zijn afgeleid van 'melech punem' ('s konings aangezicht, d.i. de beeldenaar van de munt). Zeker is dit niet. Er werd ook gedacht aan een verwantschap met het Lat. pecunia, maar ook dat is betwistbaar. 'Krotjespoen' is huishuur. Een 'poenhoets' werd opget...

2024-04-26
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

poen

geld In deze betekenis in 1698 voor het eerst aangetroffen, in een blijspel getiteld De Gelukte List of Bedrooge Mof. Het komt hierin onder meer voor in de zin ‘Doktme de hélft van ’t poen dan.’ Vervolgens in 1731 opgenomen in een Bargoense woordenlijst, achter in het boek Cartouche, of de Gestrafte Booswicht, in de vormen poejer...

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

poen

poen - zelfstandig naamwoord 1. munten of papier om mee te betalen ♢ (plat) heb je genoeg poen bij je? Zelfstandig naamwoord: poen de poen Synoniemen geld

2024-04-26
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

poen

(zn) zoen EK.

2024-04-26
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

poen

(< Jidd. ponem, gezicht; beeldenaar van een munt), geld: Ik beur zomers ’n aardig happie poen, MENS1 36.

2024-04-26
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Poen

(Bargoens) drukke, lawaaierige en brutale kerel; iemand die al te mooi gekleed is; opschepper; lummel; patser. Jaap keek hem vol weerzin en wrevel aan: wat een poen was die Gijs eigenlijk, om te denken dat ie zo maar gemoedereerd een kwartje uit ze moeders portemenée zou gappe. (Het Volk, 06/06/1914) Luister baas, je hebt je gerehabiliteerd...

2024-04-26
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

poen

: zie poe (I).

2024-04-26
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Poen

(Barg.) geld, ook: opschepper, een gemene kerel

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)