Wat is de betekenis van Plooirok?

2024-04-24
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

plooirok

rok met plooien. Voorbeelden: Opgetut en uitgelaten nemen we plaats aan de grote tafel. Sonia draagt een zeer wijde linnen broek. Zelf heb ik een zwarte spijkerbroek aan, An een mooie lange linnen plooirok met leren ceintuur en zwarte gympen. Jacqueline en Agnes hebben een kort rokje aan. We zijn allen in het zwart gekleed en dragen c...

2024-04-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

plooirok

(1987) (meestal meerv.) (stud.) burgerlijk meisje uit de meer gegoede kringen, vaak lid van een vrouwelijk corps. In het Engels een Sloane Ranger genoemd. • Maar bij de andere helft, de grijze plooirokken die altijd hun huiswerk op tijd af hadden hoorden ze niet. (Anja Meulenbelt: De bewondering. 1987)

2024-04-24
Jargon & Slang van Studenten

Marc De Coster (2017)

Plooirok

Plooirok - pareltje.

2024-04-24
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Plooirok

(studententaal) smalend voor een jong, ‘high-society’-type. Syn.: pareltje. In het Engels noemt men zo iemand een Sloane Ranger.Wel weten ze waar ze pertinent niet bij willen. Niet bij de bekakte-ballen-disputen (Hermes), niet bij de drinkers, de beulen of de beren (Viator, Thalia, Dido). Niet bij de literaire eikeltjes (Beets), niet bi...

2024-04-24
Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Plooirok

Plooirok - voor de definitie zie pareltje. Maar bij de andere helft, de grijze plooirokken die altijd hun huiswerk op tijd af hadden hoorden ze ook niet. Anja Meulenbelt: De bewondering, 1987

2024-04-24
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Plooirok

m. (-ken), rok met plooien.

2024-04-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

plooirok

m. (-ken) rok met plooien.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

plooirok

m. (-ken), rok met plooien.