Wat is de betekenis van Plooibaar?

2023-12-07
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

plooibaar

opvouwbaar, opklapbaar, buigzaam Carter Ash had een metalen soldatenbed in de hangar, een zeer smal, plooibaar gedoe, maar ik veronderstel dat dergelijk stoer veldbed, legermateriaal, heel wat gewicht kon dragen. (René Jean-Paul Dewil, De Blauwe Bloemen) Belgisch-Nederlandse Standaardtaal Gangbaarheid: 3 Vlaamsheid: 1

2023-12-07
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

plooibaar

(bn.) (op)vouwbaar, opklapbaar, buigbaar, buigzaam, veerkrachtig.


Direct alle 9 resultaten bekijken?

Word vriend van Ensie!

2023-12-07
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

plooibaar

1. Opvouwbaar; soms bep.: opklapbaar, inklapbaar, demontabel enz. Plooibaar kinderbed, Centrumblad 12/1/1977, p. 15. Plooibare caravans, Touring 7/4/1977, p. 10. Zetel met hoge rug en armleuningen ... . Schuimrubber vulling 2 cm, plooibaar model, Uit een reclamefolder april 1978. Hoe zien de mini-bussen er uit? De kleur is d...

2023-12-07
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Plooibaar

adj., weak, meigeand; — zijn, yn ’e bocht kinne.

2023-12-07
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Plooibaar

bn. (-der, -st), 1. opvouwbaar; 2. buigbaar, buigzaam; 3. (fig.) soepel, meegaande, niet stug : een plooibaar karakter.

2023-12-07
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

plooibaar

bn.; plooibaarder, plooibaarst (eig. kunnende geplooid worden; fig. meegaande, gewillig); fig. een plooibaar karakter.

2023-12-07
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

plooibaar

('plo:iba:r) bn. (...bare) en bw. (-der, -st) 1. kunnende geplooid worden. 2. meegaand, gewillig: een karakter.

2023-12-07
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

plooibaar

bn. (-der, -st), 1. opvouwbaar; 2. buigbaar, buigzaam; 3. (fig.) soepel, meegaand, niet stug: een — karakter.

2023-12-07
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Plooibaar

Plooibaar bn. (-der, -st), buigzaam; (fig.) een plooibaar karakter, dat zich nogal weet te plooien naar de omstandigheden. PLOOIBAARHEID, v.

Gerelateerde zoekopdrachten