Wat is de betekenis van Plooi?

2024-04-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

plooi

plooi - zelfstandig naamwoord 1. rimpel of vouw in stof, die bij elkaar gehouden wordt ♢ er zijn plooien in de gordijnen gemaakt 1. je gezicht in de plooi trekken [ernstig gaan kijken] ...

2024-04-23
Jargon & Slang van Politieagenten en rechercheurs

Marc De Coster (2017)

Plooi

Plooi - iemand de plooi geven: Vlaams voor streng behandelen, bijv. iemand een paar peevees geven.

2024-04-23
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

plooi

(de, -en) in België ook: vouw in een broek of een brief. - tussen de plooien vallen, <fig.> niet meetellen, onbelangrijk zijn, over het hoofd gezien worden. Het bericht in deze krant dat ongeveer 8.000 naamloze vennootschappen in België nog steeds niet over het wettelijke minimumkapitaal van 61.500 euro beschikken, is afgelo...

2024-04-23
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

plooi

plooi - Vouwen van een vaststaande, gelijke breedte die worden gemaakt in materialen als textiel of papier door het om te vouwen. Meestal gestikt, soms op zijn plaats geperst.

2024-04-23
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

plooi

In Vl.-België vaak in toep. waar in de standaardt. vouw gebruikt wordt (zie hiervoor de Opm.). 1. M. betr. t. stoffen, inz. weefsels: plaats waar een stof wordt dubbelgeslagen en geperst, vouw; - m. betr. t. allerlei andere zaken: plaats waar iets gevouwen is. Margriet staat voor de tafel bij het raam. Ze strijkt de plooi in zij...

2024-04-23
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

plooi

vou, kreukel; rimpel; bog, buiging; geplooi, vou, kreukel; rimpels maak; skik, reël.

2024-04-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Plooi

s., ploai, tear, fâld(e); false —, knûker, knûkel, falske tear; met -en, tearich; uit dekomen, út ’e ploai, foegen komme; uit de -en schudden, forronselje.

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Plooi

v. (-en), 1. ribbel, rimpel in een stof die ontstaat wanneer die stof niet ver van elkaar heen en weer gevouwen wordt: de plooien van het gordijn, van een rok, van een muts ;daar is een valse plooi in het tafellaken, een die er niet in hoort; — die moet valt juist in de plooi, dus niet in het oog ; — dat...

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

plooi

v. plooien, plooitje (vouw); een valse plooi, die ergens niet in behoort; zegsw. de mond in de plooi zetten, een ernstig gezicht zetten; nooit uit de plooi gaan, komen, altijd even ernstig of stijf blijven; een goede plooi aan iets geven, wending; de plooien gladstrijken, fig. (kleine) verkeerdheden wegnemen; Z.-N. op zijn plooien zijn, zich gezond...