plint
plint - zelfstandig naamwoord 1. houten lat aan de onderkant van een wand ♢ de gestuukte wand is afgewerkt met een plint Zelfstandig naamwoord: plint de plint de plinten het pli...
Muiswerk Educatief (2017)
plint - zelfstandig naamwoord 1. houten lat aan de onderkant van een wand ♢ de gestuukte wand is afgewerkt met een plint Zelfstandig naamwoord: plint de plint de plinten het pli...
Getty Research Institute (1990)
plint - Rechthoekige of vierkante voetstukken voor zuilen, pilasters of deurlijsten. Wordt ook gebruikt voor stevige, vaak versierde voetstukken van monumentale beelden of gedenktekens ondersteunen, of voor de onderste gedeelten van buitenmuren en de platformachtige onderlaag van gebouwen.
Van Dale Uitgevers (1950)
(<Er.), o. en v. (-en), (bouwk.) 1. onderste, recht opgaand deel van het basement van een zuil; 2. vlak stuk tot verzwaring aan de voet van een gebouw ; 3. vlak belegstuk van hout, marmer enz. aan de voet der wanden in gangen en kamers, voetlijst; — doordraaiende plint, die met de deur meedraait.
Winkler Prins (1949)
verzwaring, die aan de voet van een muur voorkomt. Het P.-profiel is zeer verschillend in de verschillende stijlen. Men gebruikt het woord ook in de woningbouw voor de stenen of marmeren stroken in gangen aan de voet der muren of voor de houten stroken in kamers.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: