Wat is de betekenis van Pleurisbak, pleurishond, pleurislaaier, pleurislijer?

2025-06-21
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

pleurisbak, pleurishond, pleurislaaier, pleurislijer

(1964) (scheldw.) akelige, gemene vent; klootzak. • Ik werd zo verschrikkelijk kwaad, een rode vlaag kwam voor mijn ogen en ik had het liefste die pleurislijer helemaal in mekaar gestampt of hem bij zijn strot gepakt …. (Jan Cremer: Ik Jan Cremer. 1964) • Ik denk dat die pleurislijder van ze-lang-zal-ze-leven nooit meer hoofdpijn...

2025-06-21
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Pleurisbak, pleurishond, pleurislaaier, pleurislijer

akelige, gemene vent; klootzak. Zie je daar aan de overkant die dikke pleurislijder in de deur staan? (Harry Boting, Nog meer jatmous, 1967) Dat zet ik hem nog een keertje betaald. Dat vergeet ik mijn hele leven niet. De vuile pleurishond. (Jan van Daalen, Sans rancune, 1991) Zag je hoe die pleurisbak me nepte? Wat wil zo’n gast nou toch? (...

Gerelateerde zoekopdrachten