Wat is de betekenis van Plenty?

2024-04-24
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

plenty

(bijvoeglijk naamwoord) [alg.] (meer dan) genoeg, volop, zat, voldoende - Nee, knabbel gerust door. Er zijn nootjes genoeg.

2024-04-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

plenty

(1895) (Eng.) veel; volop. • plentie = veel; hij het geld plentie = plentie mondie hebben, ’t Eng. plenty money = overvloed van geld. Behoort bijna uitsluitend bij onze zeelui thuis. (Bij van Halsema: plunt = een klomp, hoop.) (H. Molema: Woordenboek der Groningsche volkstaal, in de 19de eeuw. 1895) • Plentie, genoeg. (Köster...

2024-04-24
Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Plenty

Plenty - (Eng.), informeel voor ‘veel’. ... de gevallen waarin leerlingen stiekem hun cursussen gaan raadplegen in plaats van zich te ontlasten zijn plenty. Herman Brusselmans: Prachtige ogen, 1984 Ik heb plenty ruilmateriaal voor jou. Advertentie in Top 10, 1-13 december 1987

2024-04-24
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Plenty

[Eng., van OFr. plentet, van Lat. plenitas, -atis = volheid] in overvloed, volop.

2024-04-24
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Plenty

in overvloed

2024-04-24
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Plenty

overvloed, veelheid; volop.

2024-04-24
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

plenty

I. overvloed; II. overvloedig, rijkelijk.

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Plenty

(Eng.), PLENTIE, onbep. telw., in overvloed, veel: hij heeft plenty tijd en geld ; — (ook) geheel of meer dan genoeg: wil je nog vlees? neen dank u, ik heb plenty.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

plenty

(Eng.) volheid, overvloed; veel, volop.

Gerelateerde zoekopdrachten