Wat is de betekenis van pleite?

2024-04-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

pleite

1) (eind 19e eeuw) (< Jidd.) bankroet, platzak. • De uitdrukking pleite zijn ... (heeft) in het Jodenduitsch de beteekenis gekregen van failliet zijn. (Jac. van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel I. De sociologische structuur der Nederlandsche taal. 1913) • ‘As 't maar geen pleite geeft,’ gijnde Vader, ‘...

2024-04-23
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

pleite

weg, ervandoor Omstreeks 1860 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, opgesteld door M. Verwoert, indertijd directeur van een gevangenis te Utrecht. Het komt hierin voor in de vorm pleiten en met als betekenissen ‘vrijkomen, weggaan’. Vervolgens in 1906 vermeld in De Boeventaal van Köster Henke als pleite en ...

2024-04-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

pleite

pleite - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: plei-te 1. weg, verdwenen ♢ ik ga pleite Bijvoeglijk naamwoord: plei-te

2024-04-23
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

pleite

(Jidd. < Hebr. peleito, ontsnapping), 1. weg, ervandoor: Beter was ’et zoo, dat ie pleite was, ’et kind. Te avond of morge had De Schele ’em toch wat angedaan, STOKVIS1 37; 2. failliet: Cohn und Dietrich ... zwaaiden met onbetaalde accepten, roepend ...: De Leeuw is pleite, De Leeuw is pleite, CANTER I, 85.

2024-04-23
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Pleite

[Barg., van Hebr. peleitok = ontvluchting] bw naast de normale betekenis, ook: failliet, platzak, blut.

2024-04-23
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Pleite

weg; bankroet (Barg.)

2024-04-23
Woordenboekje Nederlandse Jiddisch

H. Beem (1975)

Pleite

failliet, faillissement; pleite zijn, gaan, maken; Hebreeuws peléta, rest, vlucht; oorspr. alleen subst., wordt in het Jiddisch ook als adj. gebruikt, overgegaan in de Nederlandse volkstaal; pleite gaan, er van door gaan; pleite zijn; bankroet zijn; in het Nederlands ook pleiten gaan.

2024-04-23
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Pleite

(Barg.) weg; pleite scheften: weglopen; pleite maken: wegmaken, wegwerpen; failliet gaan.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Pleite

(<Hebr. peleitô, vlucht), bw., (Barg.) pleite gaan, weglopen, zich bergen ; (ook) bankroet gaan ; — pleite maken, zich verstoppen, verbergen ; — pleite zijn, bankroet zijn.