Wat is de betekenis van pleisteren?

2024-04-19
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

pleisteren

Het begrip pleisteren heeft 4 verschillende betekenissen: 1) bedekken met kalkspecie. bedekken met een laag kalkspecie of gips; bedekken met pleisterkalk. 2) de trekroute onderbreken. de trekroute op een bepaalde plaats onderbreken om te rusten en om voedsel te gebruiken. 3) stilhouden. gedurende kortere of langere tijd stilh...

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

pleisteren

pleisteren - regelmatig werkwoord uitspraak: pleis-te-ren 1. met kalkspecie of gips bestrijken ♢ het staat prachtig, die strak gepleisterde wanden Regelmatig werkwoord: pleis-te-ren ik pleister ...

2024-04-19
Lexicon voor de kunstvakken

Wouter van Boesschoten, Wieneke van Breukelen, Ton Konings m.m.v Henriette Coppens, Eefje Lonis, Jos van Waterschoot & Simon Wienke (2002)

pleisteren

Pleisteren (ook stucadoren) is het aanbrengen van een pleisterlaag bijv. in gips, kalk of cement, op een muurvlak; zie ook stucwerk.

2024-04-19
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

pleisteren

pleisteren - In de context van kunst en architectuur het aanbrengen van pleisterkalk - dat hoofdzakelijk bestaat uit kalk, zand en water - op een oppervlak. In de context van architectuur in het algemeen wordt de pleisterkalk met weidse elegante streken aangebracht op muren of plafonds, om te komen tot een dichte, stevige en snel drogende bedekking...

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Pleisteren

v., plasterje, pleisterje.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Pleisteren

I. PLEISTEREN bn., van pleister of gips gemaakt of gegoten. II. PLEISTEREN (pleisterde, heeft gepleisterd), 1. een of meer pleisters leggen op, daarmee trachten te genezen; ook fig.; 2. met kalkspecie of gips bestrijken: muren pleisteren. III. PLEISTEREN (pleisterde, heeft gepleisterd), [eig. het last- of trekdier laten weiden] de reis...

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

pleisteren

I. bn. (van pleister of gips gemaakt of gegoten). II. pleisterde, h. gepleisterd (met pleister of gips bestrijken), gepleisterde muren, witgepleisterde graven, huichelaars (Bijbel). III. pleisterde, h. gepleisterd (eig. het lastdier laten grazen of weiden: bij uitbr. in een herberg gaan, aanleggen, [korte tijd] rust houden, toeven); Fr. paistre.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

pleisteren

I. ('pleistərən) (pleisterde, heeft gepleisterd], met een of meer pleisters beleggen: een gewond been -. II. ('pleistərən) 1. bn. van pleister of gips gemaakt: een beeld. 2. (pleisterde, heeft gepleisterd) met pleister of gips bestrijken: muren -. III. ('pleistsrən) (pleisterde, heeft gepleisterd) [Fr. paitre < Lat. pascere,...