plant
plant - zelfstandig naamwoord 1. een stengel die groeit, met wortels en bladeren ♢ voor het raam staat een plant 1. een teer plantje [iemand die weinig verduren kan] Zelfstandig naamwoord: pla...
Muiswerk Educatief (2017)
plant - zelfstandig naamwoord 1. een stengel die groeit, met wortels en bladeren ♢ voor het raam staat een plant 1. een teer plantje [iemand die weinig verduren kan] Zelfstandig naamwoord: pla...
J. van Donselaar (1936)
(de, -s), (uitspr. E: plent), syn. van plan: z.a. Ben je wel eens in hun dorp achter de plant geweest? (Russel 1969, cit. volgens Doelwijt 1972a: 173). - Etym.: Zie plan.
Dr. F.P.H. van Wely (1951)
I. plant, gewas; installatie, outillage, bedrijfsmaterieel; fabriek; komplot, doorgestoken kaart; II. planten, poten, beplanten; (neer)zetten; opstellen [geschut]; vestigen [kolonie], koloniseren; toebrengen [slag]; verbergen [gestolen goederen]; begraven; she had planted herself on us, ze had zich bij ons ingedrongen en was niet meer weg te krijge...
Van Dale Uitgevers (1950)
(<Lat.), v. (-en), 1. jong gewas dat pas geplant is ; loot of stek die men voornemens is te planten : de jonge planten van tabak worden in een broeibakje gekweekt ; 2. elk van stengel en bladeren voorzien gewas dat zijn voedsel uit de aarde trekt; in de dagelijkse taal beperkt tot de kleinere gewassen, met uitsluiting der bomen : plan...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: