Wat is de betekenis van Plant?

2025-06-24
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-06-24
Prisma Fries Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-06-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-06-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Plant

(<Lat.), v. (-en), 1. jong gewas dat pas geplant is ; loot of stek die men voornemens is te planten : de jonge planten van tabak worden in een broeibakje gekweekt ; 2. elk van stengel en bladeren voorzien gewas dat zijn voedsel uit de aarde trekt; in de dagelijkse taal beperkt tot de kleinere gewassen, met uitsluiting der bomen : plan...

2025-06-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

plant

plant - zelfstandig naamwoord 1. een stengel die groeit, met wortels en bladeren ♢ voor het raam staat een plant 1. een teer plantje [iemand die weinig verduren kan] Zelfstandig naamwoord: pla...

2025-06-24
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

plant

zie gieten.

2025-06-24
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

plant

(de, -s), (uitspr. E: plent), syn. van plan: z.a. Ben je wel eens in hun dorp achter de plant geweest? (Russel 1969, cit. volgens Doelwijt 1972a: 173). - Etym.: Zie plan.

2025-06-24
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

plant

gewas; geplant, in die grond sit om te laat groei; hard laat val, lak (rugby).

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-06-24
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Plant

stekje, loot; plantsoen; bed.