Wat is de betekenis van Plak?

2024-03-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

plak

1) (1925) (inf.) medaille: 'een gouden plak.' • Had de vroedvrouw dat zangertje maar laten vallen voor een gouden plak! (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 4: Mooie Karel. 1925) Al weer een gouden plak. En ze leefden nog lang en gelukkig met elkaar, Fanny Roodjakje en Jan Blankers, de schone Prins. (de Groene Amsterdamme...

2024-03-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

plak

plak - zelfstandig naamwoord 1. korte stok waarmee de meester vroeger de kinderen sloeg ♢ als je stout was, kreeg je met de plak 1. onder de plak zitten [niets te vertellen hebben] ...

2024-03-28
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

plak

(zn) akker, een perceel bouwland BM, LC, HP.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-28
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

plak

(plat schijfje), halve stuiver: Van alle kanten schoven de buurjuffrouwen uit haar deuren, leien koperen plakjes in de beenige hand van ’t joodje en liepen dan heen met de bundeltjes kleuren, FALKLAND 1, 84. Hê-je ’n plak voor de gasmeter? ... ie leit op apegape! FEITH 15.