Wat is de betekenis van Pissig?

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

pissig

(1972) (inf.) nijdig, geïrriteerd, boos. Informele uitdr. Mischien een verbastering van het gelijkaardige (en lichtjes verouderde) spinnig? Vgl. Engels slang pissy, met dezelfde betekenis. Zie ook: pislink*. • Karel was er al een paar keer over begonnen, maar ze was pissig geworden. (Hans Plomp: Brigadier Snuf rookt stuff, 1972) • W...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

pissig

pissig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: pis-sig 1. erg kwaad ♢ ik was wel pissig dat ik niet mee mocht Bijvoeglijk naamwoord: pis-sig ... is pissiger dan ... het pissigst ...

2024-04-25
Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Pissig

Pissig - (Eng. pissy?), informeel voor ‘nijdig, geërgerd’. Even keken haar begeleiders pissig. Bert Hiddema: Piri-piri, 1984 Dat vond ik onbeleefd, ik reageerde pissig. Het Parool, 16-03-91 Die gasten van de harde kern van Ajax zijn ontiegelijk pissig dat er een foto van hun dode kameraad is gemaakt. Trouw, 14-11-97

2024-04-25
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Pissig

nijdig, geïrriteerd, boos. Informele uitdr. Mischien een verbastering van het ge-lijkbeduidende (en lichtjes verouderde) spinnig? Vgl. Engels slangpissy,met dezelfde bet. Karei was er al een paar keer over begonnen, maar ze was pissig geworden. (Hans Plomp: Brigadier Snuf rookt stuff, 1972) In Achterwerk stond een stukje van Myrte Vale- ton. Nou, d...

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

pissig

bn. en bw., kwaad, nijdig.

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-25
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Gerelateerde zoekopdrachten