pilaarbijter
...
Ontdek ons tijdschrift
en lees alles over taal uit Nederland en Vlaanderen*Zolang de voorraad strekt
Marc De Coster (2020-2025)
(16e eeuw) (ook: pilaarbidder, o.a. in Tilburg) (scheldw.) overdreven godsvruchtig iemand; schijnheilige. Ook minachtend voor een kerkganger. Minder frequent is het synoniem ‘preekstoelbijter’. Het WNT citeert o.a. J. V. Rijswijck Jr: “Ons Lievrouw ... van het Vleeschhuis ..., een pracht van een santin, in kloeke renaissance, waar...
Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)
overdreven devoot persoon Ik ben gelovig, maar geen pilaarbijter. Ik ben in de Sint-Amandskerk gedoopt, heb er mijn ouders zien trouwen en zou er op een dag ook graag begraven worden.' (Het Laatste Nieuws) Belgisch-Nederlandse Standaardtaal Gangbaarheid: 2 Vlaamsheid: 5
Marc de Coster (2007)
overdreven godsvruchtig iemand; kerkganger, schijnheilige. Minder frequent is het synoniem preekstoelbijter. Hij, die een volk slechts van zijne deftige, van zijne zondagszijde ziet, kent het maar ten halve.... Kieskaauwer noch pilaarbijter, loop ik hoog met de ‘brabbeling’ van een onzer oudste dichters. (E.J. Potgieter, Schetsen en ver...
J.H. van Dale (1898)
Pilaarbijter m. (-s), iem. die druk naar de kerk loopt; schijnheilige; femelaar, PILAARBIJTERIJ, v. (-en), femelarij, schijnheiligheid.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: