pieterman
1) (14e eeuw) ( eig. munt waarop St-Petrus staat afgebeeld) (Barg.) gulden. 'Pietermannen bezitten': rijk zijn. Reeds bij Köster Henke (1906). • Hij had o. m. eenige dravertjes gepeesd (fietsen gestolen) en die verpeisd (verkocht) bij een Beisko (opkooper); voor één had hij een pieterman (f7), voor eene tweede een mattenklop...