Wat is de betekenis van Piepen?

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

piepen

1) (1903) (sold. , mar.) slapen. De term werd oorspronkelijk gebruikt aan de K.M.A. omstreeks 1913-1914. Bij de marine gebruikt(e) men de uitdrukking 'een piepslag maken': een dutje doen. • En as Pukkie en hij deris lust hadde om nachie te piepe, dan bleve ze an 't kemedie op pauze-karetjes wachte. (M.J. Brusse: Boefje. 1903) • Gaan piep...

2024-04-25
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

piepen

slapen In deze betekenis in 1906 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Boeventaal van Köster Henke. Köster Henke vermeldt als betekenissen ‘slapen, maar ook wegsluipen, vluchten, lichten, enz.’. Als voorbeeldzinnen geeft hij onder meer: ‘Hij schijnt hem gepiept te zijn’, ‘Ik piep hem hoor!’ (‘ik maak me uit de voeten’) e...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

piepen

piepen - regelmatig werkwoord uitspraak: pie-pen 1. een hoog geluid maken ♢ we hoorden een muis piepen 2. klagerig je gevoelens uiten ♢ als Laura een beetje pijn voelt, begint meteen te piepen...

2024-04-25
Jargon & Slang van Matrozen en mariniers

Marc De Coster (2017)

Piepen

Piepen - zeemanswoord voor slapen. Voornamelijk marineslang. Piep ze: welterusten. Ook in het Bargoens gebruikelijk, waar het ook nog andere betekenissen heeft, nl. vluchten; stelen (ezeltjes piepen). Vgl. soldatenjar­ gon. Piep ze, zegt de officier en gaat af. - K. Norel, Bij de marine (1983) ​

2024-04-25
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

piepen

Een (soms gedwongen) bod doen op een hand waarmee men liever had willen passen. Zie ook: ophoesten

2024-04-25
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Piepen

zie ook een ezeltje piepen: 1. het is gepiept,het is in orde, voor elkaar. Informele uitdr. Er is de suggestie gewekt dat alleen de ministerpresident zich over zijn opvolging hoeft uit te spreken en dat de zaak dan gepiept is. (Vrij Nederland, 22/12/90) Binnen een week moest het gepiept zijn. (Bril en Van Weelden: Piano & Gitaar, 1990) T...

2024-04-25
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

piepen

(piepte, heeft gepiept), (ook:) heimelijk kijken: gluren, spieden, rondneuzen. Onverwacht draaide zij haar hoofd weer recht, haar rechteroog flitste mijn richting op. ( ) Snel keek ik weer naar voren, dom van me, nu wist ze zeker dat ik had zitten piepen, want mijn reaktie om snel weer recht voor me uit te kijken wees erop (Rappa 1981:10). Ze is ko...

2024-04-25
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Piepen

(Barg.) pakken, bemachtigen; dat is gepiept: dat is gebeurd; wegsluipen: hij is ’m gepiept.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Piepen

v., piipje; (van wiel), krite; (van de borst, bij ziekte), krieze; een -de stem, in fyn lûd, in lûd as in pikelhearring, as in pipermûs.