Wat is de betekenis van Piemelen?

2024-04-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

piemelen

1) (19e eeuw) (inf.) urineren, wateren. Vooral kindertaal. • Och, mag ik eens eventjes op de tafel piemelen? (Christiaan Hendrik Clemens: Een nieuw boek. 1841) • piemelen, kleine boodschap doen -kinderen. (Taco H. de Beer: Onze volkstaal. 1882-1890) • Hij piemelt met een boogie. (Jac. Van Looy: Jaapje. 1917) • Piemelen, water...

2024-04-24
Jargon & Slang van Televisiemakers

Marc de Coster (2017)

Piemelen

Piemelen - slangterm voor het gelijkschakelen van niveaus tijdens mixage door middel van nabandbeluistering.

2024-04-24
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

piemelen

Urineren. Volgens het WNT mogelijk ‘een bijvorm van het o.a. in Vlaanderen en Zeeland in soortgelijke betekenis gebruikelijke werkwoord pemelen’. Vooral in de kindertaal gebruikelijk. Vgl. het Engelse ‘to piddle’. ‘Titelite-loogie, Hij piemelt met een boogie’. J. van Looy: Jaapje. 1917

2024-04-24
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Piemelen

(Barg.) huilen, jammeren,

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Piemelen

(piemelde, heeft gepiemeld), 1. wateren, urineren (inz. door en tegen kinderen gezegd): ik moet eens piemelen; 2. (Barg., volkst.) huilen: om iets piemelen.

2024-04-24
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

piemelen

huilen.

2024-04-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

piemelen

(piemelde, heeft gepiemeld) Kindert. urineren, wateren.

2024-04-24
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

piemelen

piemelen - (argot) huilen, jammeren.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Gerelateerde zoekopdrachten