Wat is de betekenis van Pielen?

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

pielen

1) (19e eeuw) (inf.) onhandig bezig zijn, peuteren, prutsen, stuntelen, pietluttig werk doen. Wellicht afkomstig uit het Fries. Volgens het 'Woordenboek van de Friese taal' is de oudste vermelding in het Fries uit het jaar 1829. In de betekenis van 'neuken' komt het echter in het Fries niet voor. • pielen b. werkw., snijden, kerven, met een st...

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Pielen

(pielde, heeft gepield), 1. (gew.) zijn best doen, zich toeleggen op; 2. (gew.) met een stomp mes snijden.

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Pielen

Pielen (pielde, heeft gepield), (gew.) met een stomp mes snijden; — (gew.) zijn best doen, zich toeleggen op.

2024-04-25
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)