Wat is de betekenis van Pieken?

2024-04-25
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

pieken

Het van onderen smal uitlopende achterschip.

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

pieken

pieken - regelmatig werkwoord uitspraak: pie-ken 1. een topprestatie leveren ♢ deze schaatser heeft bij de Olympische Spelen geweldig gepiekt Regelmatig werkwoord: pie-ken ik piek jij/u...

2024-04-25
Wielerwoordenboek

Fons Leroy en Wim van Rooy (2010)

pieken

pieken: in topvorm zijn, op het juiste ogenblik de goede conditie hebben. Het moderne wielrennen met de steeds grotere (financiele) belangen, leidt ertoe dat steeds meer renners hun seizoen afstellen op slechts een wielerronde of een aantal eendagswedstrijden. Zij proberen dan met hun conditie te pieken op het moment dat die wedstrijden plaatsvinde...

2024-04-25
Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

pieken

De topvorm, zijn hoogtepunt bereiken. Het strijdplan van de vedetten is dat zij zich een aantal criteria rustig houden om zodoende in bepaalde koersen te kunnen ‘pieken’. (Wielerexpress. 1988) Vorig jaar piekten sommige renners te snel, waardoor ze in de aprilklassiekers onder de maat bleven. (Elsevier, 19/01/1991)

2024-04-25
Sport en beweging

Margreet Weide (2006)

Pieken

In vorm zijn; een topprestatie kunnen leveren.

2024-04-25
Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Pieken

Pieken - de topvorm, zijn hoogtepunt bereiken. Vooral in de sport, maar ook elders. Vorig jaar piekten sommige renners te snel, waardoor ze in de aprilklassiekers onder de maat bleven. Elsevier, 19-01-91 Ook al piekte de band nog met enkele composities van recenter datum. Oor, 28-01-95 Verder piekte hij niet meer zoveel op het hoogste podium. Nie...

2024-04-25
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

pieken

I.(piekte, heeft gepiekt), 1. (i.h.a.) uitzoeken, selecteren. De nu gezuiverde koffij wordt in groote kisten gedaan, en vervolgens van de gebrokene boonen, door middel van uitlezen of pieken, gezuiverd (Teenstra 1835 I: 261; oudste vindpl.). 2. (i.h.b.) door beurtelings kiezen, partijen voor een spel of een wedstrijd samenstellen. - Etym.: Vgl. E...

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Pieken

I. (piekte, heeft gepiekt), 1. prikken, steken: de dorens pieken; de wind piekt, steekt, snerpt, is scherp; 2. (gemeenz.) hard naaien: die naaister zit de hele dag te pieken; 3. (Zuidn.) stelen: men heeft mijn boek gepiekt. II. (piekte, heeft gepiekt), 1. (zeilv.) de raas recht brassen, in ’t kruis zetten; de gaffels zoveel...

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

pieken

(‘pi:kən) (piekte, heeft gepiekt) pikken.