Wat is de betekenis van Pias?

2024-04-25
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Pias

iemand die zichzelf belachelijk maakt, aanstelt. Een bijvorm van paljas. Syn.: hansworst.Dus, een oogenblikje attentie, Meneeren, als je blieft! zoo als pias tot de boeren zeit. (Johannes Kneppelhout, Studentenleven, 1841-1844) ’t Is net een clown! zei er een en anderen vonden hem een hansworst, een pias, een Jan Klaassen. (A.C.C. de Vletter...

2024-04-25
Popmuziek Encyclopedie

Jan van der Plas & Mike Schepers (2003)

PIAS

Zie: Play It Again Sam

2024-04-25
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Pias

[voor woordafl. zie paljas] paljas, rare kerel, grappenmaker, hansworst.

2024-04-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Pias

clown; grappenmaker

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Pias

s., pias

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Pias

(-sen), 1. m., paljas: hij speelt voor pias, hij vermaakt allen met zijn grappen en dwaze vertoningen; (oneig.) grappenmaker, rare vent; 2. m., trekpop; 3. v., stro voor de paarden in de stal gespreid; hoop stro.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

pias

m. piassen (paljas, rare, aanstellerige kwibus; grappenmaker; strozak).

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

pias

(pi'as) m. (-sen) [bijvorm van paljas] 1. m. paljas, hansworst. 2. Uitbr. grappenmaker.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

pias

m. (-sen), 1. paljas: hij speelt voor pias, hij vermaakt allen met zijn grappen en dwaze kunsten. (oneig.) grappenmaker, rare vent; 2. trekpop.