Wat is de betekenis van persoonsbewijs?

2025-11-09
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Persoonsbewijs

o. (...wijzen), identiteitsbewijs.

2025-11-09
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

persoonsbewijs

persoonsbewijs - zelfstandig naamwoord uitspraak: per-soons-be-wijs 1. bewijs waarmee je aantoont wie je bent ♢ je moest bij de ingang je persoonsbewijs laten zien Zelfstandig naamwoord: per-soons-be-wijs het persoon...

2025-11-09
Woordenboek Nederlandse termen van Bibliotheek en documentaire informatie

dr. P.J. van Swigchem en E.J. Slot (1990)

persoonsbewijs

zie: identiteitsbewijs.

2025-11-09
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Persoonsbewijs

bewijs, dat door de overheid werd afgegeven aan de ingezetenen, opdat dezen zich gemakkelijk kunnen legitimeren. In Nederland ingevoerd in de loop van 1941; na de bevrijding is de geldigheid niet verlengd.

2025-11-09
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

persoonsbewijs

o. (...wijzen) bewijs dat men de persoon is voor wie men zich uitgeeft. Ook: identiteitsbewijs,

2025-11-09
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

persoonsbewijs

o. (-wijzen), identiteitsbewijs.

2025-11-09
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-11-09
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)