permanent (voortdurend)
[Fr.], bn. en bw., 1. blijvend, bestemd om te blijven, duurzaam, niet tijdelijk: permanente wegen; 2. voortdurend, steeds doorgaand, aanhoudend: de permanente droogte deed veel schade aan de landbouw; zich permanent voortdurend verklaren, niet uiteengaan (m.n. van lands-, gewestelijke of gemeentevergaderingen); permanente commissie, die niet telke...