Perfekt, perfektum, perfekta
1. perfect, voltooid tegenw. tijd. 2. perfekt: perfect, volmaakt, uitmuntend; volleerd; der Kauf ist perfect geworden, de koop is afgesloten, voor elkaar.
Dr. H. W. J. Kroes (1951)
1. perfect, voltooid tegenw. tijd. 2. perfekt: perfect, volmaakt, uitmuntend; volleerd; der Kauf ist perfect geworden, de koop is afgesloten, voor elkaar.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: