Wat is de betekenis van pees?

2024-03-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

pees

1) (1950) (Vlaanderen, Barg.) geld(stukken). • Pees. Aan het Bargoens van St.-Niklaas ontleend, naar het Frans: pièces, of naar de Parijse dieventaal: “du pèse”. (Oostvlaamsche Zanten. Mededelingen van de bond der Oostvlaamse folkloristen, september-december 1950) 2) (1920+) (Amsterdam, Barg.) werk. Zie ook: pe...

2024-03-28
Jargon & Slang van Wielrenners

Marc De Coster (2017)

Pees

Pees - 'de pees erover leggen, erop zetten': in Vlaanderen een algemeen gebezigde uitdrukking voor hard werken, ploeteren (de pees erafleggen betekent dan ook: het kalmer aandoen) maar in Nederland is dit puur vakjargon voor het tempo opvoeren. Een renner die sleurt op kop van het peloton, legt de pees erover. Wellicht is pees in deze uitdr. een af...

2024-03-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

pees

pees - zelfstandig naamwoord 1. uiteinde van een spier, waarmee hij aan het bot vastzit ♢ de wond in zijn vinger is zo diep, de pees is doorgesneden Zelfstandig naamwoord: pees de pees de pezen ...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-28
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

pees

(< pezen, werken), werk: Dook er na hard bellen en nog eens bellen niemand op, dan kwam de pees, de behoedzaamheid, het insluipen, QUERIDO 4, 193.