pech
pech - zelfstandig naamwoord 1. ongunstig, nadelig toeval ♢ hij had pech dat die boom juist op zijn huis viel 2. een kapotte auto hebben ♢ we stonden met pech langs de weg Zelfstandig naamwoord...
Muiswerk Educatief (2017)
pech - zelfstandig naamwoord 1. ongunstig, nadelig toeval ♢ hij had pech dat die boom juist op zijn huis viel 2. een kapotte auto hebben ♢ we stonden met pech langs de weg Zelfstandig naamwoord...
Getty Research Institute (1990)
pech - Een combinatie van ongunstige omstandigheden of gebeurtenissen die bij toeval optreden; de klaarblijkelijke neiging van iemand om tegenslagen te krijgen; tegenspoed.
G. Senger (1985)
Op uw levensreis heeft zich een oponthoud voorgedaan. U bent in uw droom met de auto weggereden en opeens kon u niet meer verder. Kunt u zich herinneren welk onderdeel van de wagen de pech heeft veroorzaakt? Moet u het alleen repareren of komt er iemand hplpen? Wat doet u? De pech-droom kan betekenen, dat u in een bepaalde situatie te kort bent ges...
Dr. E. Schröder (1980)
Het uiterlijk van het woord pech doet al vermoeden dat het van Duitse oorsprong is. In de achttiende eeuwwas het een Duits studentenwoord voor: tegenslag. Uit de studententaal drong het de algemene spreektaal binnen en in de negentiende eeuw werd het in het Nederlands overgenomen. Het woord is hetzelfde als ons pek of pik. ‘Im Pech stecken&rs...
Fa. A.J. Osinga (1952)
s., tsjinslach, -stjit, -stuit, -rak (it), -rek (it); (b.v. met auto), maleur (it), mankemint (it).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: