Wat is de betekenis van passend?

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

passend

passend - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: pas-send 1. geschikt voor de gelegenheid ♢ het is niet passend om een spijkerbroek te dragen op dat feest 1. passende arbeid [die een werkloze niet mag we...

2024-03-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

passend

geskik, gepas.

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Passend

adj., paslik, skiklik.

2024-03-29
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Passend

juist, passend, van pas, oorbaar; in passender Weise, op gepaste wijze.

2024-03-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Passend

bn. bw. (-er, -st), 1. zo zijnde dat het bij iets anders past, daarbij behoort : dat is geen passend behang voor deze kamer ; dat is geen passende vrome voor u; in passende bewoordingen iem. toespreken; 2. zo zijnde als voegt of betaamt : een passend gebruik van iets maken.

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

passend

bn. (zo zijnde, dat het bij iets anders past; van pas zijnde; fig. behoorlijk, gepast): een passend kledingstuk; een passende uitdrukking; een passend gebruik van iets maken.

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

passend

('passәnt) bn. en bw. (-er, -st) 1. van pas zijnd: een -e jas. 2. wat past: een -e uitdrukking; een gebruik van iets maken. Syn. ➝ behoorlijk.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

passend

bn. en bw. (-er, -st), 1. zo zijnde dat het past: iets maken; in overeenstemming met iemands aard, positie of bekwaamheid: werk, zoals in de gegeven omstandigheden past: een passend geschenk; in passende bewoordingen iemand toespreken; 2. gepast, behoorlijk: een passend gebruik van iets maken.