Wat is de betekenis van Partijdig?

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

partijdig

partijdig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: par-tij-dig 1. wie één persoon of één groep voortrekt of voor zijn eigen belang kiest ♢ deze scheidsrechter is voor Ajax; hij is erg partijdig Bijvoeglijk naamwoord: par-tij-dig ...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Partijdig

adj. & adv., partidich, iensidich.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Partijdig

bn. bw. (-er, -st), 1. de belangen van de een of ander op een onbillijke wijze opzettelijk voorstaande : een rechter mag niet partijdig zijn; partijdig te werk gaan; 2. door vooringenomenheid niet onbevangen in zijn oordeel: de haat is partijdig, maar de liefde nog meer ; — een partijdig oordeel, eenzijdig.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

partijdig

I. bn. (1 vooringenomen, eenzijdig, niet boven de partijen staande, niet onbevangen in zijn oordeel; 2 van vooringenomenheid blijk gevende): 1. hij is partijdig als hij over Bilderdijk schrijft; 2. een partijdig oordeel; II. bw. (op een wijze, die van vooringenomenheid blijk geeft): een zaak partijdig behandelen, de belangen van een der partijen t...

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

partijdig

(par'tijdəch) bn. en bw. (-er, -st) 1. niet boven de partijen staand, vooringenomen : een rechter; te werk gaan. Syn. → bekrompen. 2. van partijzucht of vooringenomenheid blijk gevend : een -e mening ; een zaak behandelen ; oordelen.

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

partijdig

bn. en bw. (-er, -st), vooringenomen, niet onbevangen, niet boven de partijen staand.

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Partijdig

Partijdig bn. bw. (-er, -st), de belangen van den een of ander op eene onbillijke wijze tegen beterweten in voorstaande: een rechter mag niet partijdig zijn; partijdig te werk gaan; — door vooringenomenheid niet onbevangen in zijn oordeel zijn : de haat is partijdig, maar de liefde nog meer; — een partijdig oerdeel, eenzijdig. PARTIJDI...