Wat is de betekenis van parmantig?

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

parmantig

parmantig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: par-man-tig 1. zelfbewust en een beetje eigenwijs ♢ parmantig stapte het kind naast haar vader Bijvoeglijk naamwoord: par-man-tig ... is parmantiger dan ... ...

2024-04-20
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Parmantig

(parmant) zelfbewust; fier

2024-04-20
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Parmantig

fier, verwaand

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Parmantig

adj. & adv., parmantich, proastich, prûstich, prústich, mantsich, kibich; — persoon, parmant; — zijn, proast hawwe.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Parmantig

bn. bw. (-er, -st), 1. statig, deftig, fier en trots, inz. gemaakt deftig : een parmantig heertje ; hij zat papnantig op zijn ros; 2. als iem. die durft, moedig; inz. in toepassing op personen van wie men een bep. handeling eigenlijk niet had verwacht: parmantig ging het kleine kereltje er op af.

2024-04-20
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

parmantig

zelfbewust en zonder vrees; fier, prat, trots.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

parmantig

bn., bw. (Fr. parement = tooi: zelfbewust; deftig en fier, soms met het denkbeeld, dat die houding niet geheel past; moedig; vroeger met op: prat): een parmantig heer; parmantig stappen, parmantig in 't rond kijken; hij zat parmantig op een ros; ook, parmant: daar zaten twee haasjes heel parmant.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

parmantig

('mantəch) bn. en bw. (-er, -st) [Fr. parement, tooi < parer < Lat. parare, tooien] 1. gemaakt deftig met een zweem van trots : een heertje; zittend op zijn ros; lopen. 2. moedig, met durf : een ventje; hij ging er op af.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Levende taal verklarend woordenboek

T. Pluim (1921)

Parmantig

van ’t Spaansche paramento = opschik.