Wat is de betekenis van paring?

2024-04-19
Het Lexicon van de gedragsbiologie

Mark Nelissen (1996)

paring

paring - Zie copulatie.

2024-04-19
Biologische encyclopedie

G. Th. van Kempen (1974)

paring

bij de geslachtsgemeenschap wordt de penis in de vagina gebracht en het zaad reflectorisch uitgestoten. Of er dan bij de mens bevruchting optreedt, hangt af van verschillende factoren: de zaadcellen moeten voldoende beweeglijk zijn (afhankelijk van het slijm van de vagina); er moet een rijpe eicel aanwezig zijn (de levensduur van eicel en zaadcelle...

2024-04-19
Eerste Medisch Systematische Ingerichte Encyclopedie

Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)

Paring

coïtus, geslachtsgemeenschap, zie aldaar Parkinson ziekte van —, genoemd naar Engelse heelkundige en apotheker James Parkinson (1755— 1824), die deze ziekte in 1817 heeft beschreven; paralysis agitans, zie aldaar.

2024-04-19
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

paring

schil, knipsel, afval; het (af) schillen, (af)knippen; paringchisel, steekbeitel; paringknife, veegmes.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Paring

v. (-en), 1. in paren bijeenbrengen: de paring van kousen; 2. gemeenschap, samenkomen van de twee geslachten, welke de bevruchting voorafgaat : een stier van een jaar is reeds voor de paring geschikt; — (dierk.) eenvoudige paring, vermenging van een mannelijk en een vrouwelijk dier; vjederkerige paring, waarbij twee hermaphrodieten elkander...

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

paring

v. paringen (tot een paar verenigen; een paar worden; nat. hist. bevruchting): de van kousen; oordeelkundige paring van varkens.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

paring

('pa:ring) v. (-en) het paren inz. 1.(1) : van handschoenen. 2. (3) : varkens door - en kruising veredelen.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

paring

v. (-en), 1. het bijeenbrengen in paren: de paring van rijders voor een schaatswedstrijd; 2. het samenkomen voor de bevruchting (copulatie): een stier van een jaar is reeds voor de geschikt; wederkerige paring, waarbij twee hermafrodiete dieren (o.a. slakken) elkaar bevruchten; samengestelde paring, wanneer een enkele hermafrodiet zichzelf bevruch...