Wat is de betekenis van pareren?

2024-04-25
AI woordenboek

ChatGPT (2023)

pareren

"pareren" wordt vaak gebruikt in de context van vechtsporten of militaire tactieken en verwijst naar het afweren, ontwijken of neutraliseren van de aanval van een tegenstander. Het kan in bredere zin verwijzen naar het omgaan met en reageren op kritiek, argumenten of uitdagingen, waarbij men tracht zichzelf te verdedigen. In de communi...

2024-04-25
Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

pareren

afweren, afslaan, tegenhouden uitspraak [pa-ree-ruhn] citaat “In de tweede periode namen de Snekers wat gas terug en kwam De Reest nog aardig dichtbij; Neptunia kreeg een aantal uitsluitingen te verduren, maar wist de daaropvolgende aanvallen steeds knap te pareren.” Bron: Neptunia stelt orde op zaken (Sneeker Nieuwsblad, 19 februari...

2024-04-25
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

pareren

Aan één zijde bekappen van natuursteen.

2024-04-25
Wielerwoordenboek

Fons Leroy en Wim van Rooy (2010)

pareren

pareren: afslaan, opvangen, counteren.

2024-04-25
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Pareren

[Fr. parer, van Lat. parare = maken dat iets te voorschijn komt, toebereiden, toerusten] versieren, tooien; ook: (slag) afweren of ontwijken; (cul.) vlees, vis e.d. gelijksnijden; ook: ontvellen van vis of ontvliezen van vlees.

2024-04-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Pareren

afweren; versieren

2024-04-25
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Pareren

een houw of stoot afweren; opschikken, tooien

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Pareren

(pareerde, heeft gepareerd), (<Fr.), 1. sieren, tooien, opsmukken, vertoon maken, schitteren; 2. (schermk.) afwenden, keren; 3. (rijsch.) een paard uit de gang tot stilstaan brengen.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

pareren

1 (een houw of steek) afweren; 2 versieren, tooien, opschikken, vertoon maken; 3 wedden.