parallel
parallel - bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord uitspraak: pa-ral-lel 1. gelijk aan ♢ parallel aan dit besluit, zijn alle vergaderingen afgelast 2. met overal dezelfde tussenruimte ♢ de...
Muiswerk Educatief (2017)
parallel - bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord uitspraak: pa-ral-lel 1. gelijk aan ♢ parallel aan dit besluit, zijn alle vergaderingen afgelast 2. met overal dezelfde tussenruimte ♢ de...
Wouter van Boesschoten, Wieneke van Breukelen, Ton Konings m.m.v Henriette Coppens, Eefje Lonis, Jos van Waterschoot & Simon Wienke (2002)
Parallel is (in de dans) de stand van de voeten in de basishouding: evenwijdig naast elkaar.
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[Lat. parallelus, van Gr. parallèlos = naast elkander, van para- en allèlous = elkaar] I. zn lijn of vlak evenwijdig aan andere lijn of ander vlak; breedtecirkel; overeenkomstige of vergelijkbare zaak; II. bn evenwijdig; overeenkomend.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: