Wat is de betekenis van Pannenkoek?

2024-04-26
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

pannenkoek

Het begrip pannenkoek heeft 2 verschillende betekenissen: 1) rond, plat baksel met bv. stroop. rond, plat zoet baksel, gemaakt van een beslag van bloem, melk en eieren en belegd met bv. bruine suiker, stroop, poedersuiker, appel, kaas of spek, dat vooral ook door kinderen wordt gewaardeerd als zoete lekkernij. 2) onnadenkend persoon....

2024-04-26
Ensie Encyclopedie

Redactie Ensie (2022)

Pannenkoek

Een pannenkoek is een gerecht dat wordt gemaakt van bloem, ei, melk en zout en vaak wordt aangevuld met een zoete of hartige vulling. De pannenkoek kan zowel koud als warm worden gegeten. De pannenkoek is een Nederlandse traditie. In Nederland, maar ook België, bestaan vele pannenkoekenrestaurants. Ook internationaal is er aandacht voor de pan...

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

pannenkoek

1) (1970) (scheldw.) sukkel, zwakkeling. Oorspronkelijk onder wielrenners een denigrerende term voor een zwakke coureur (ook wel een krabber* genoemd). Voetballers kennen het scheldwoord inmiddels ook. Trainer Roy Wesseling van betaalvoetbalclub Haarlem stuurde een speler ooit voor de rest van het seizoen naar de kleedkamer, nadat deze hem had uitg...

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

pannenkoek

pannenkoek - zelfstandig naamwoord uitspraak: pan-nen-koek 1. dunne, ronde, gebakken koek van meel, melk en eieren ♢ we aten die avond pannenkoeken met stroop Zelfstandig naamwoord: pan-nen-koek de pannenkoek...

2024-04-26
Culinair van a tot z

Peter Joh. M. Zuidweg (2016)

pannenkoek

Een in een koekenpan gebakken dunne koek van meelbeslag en we kunnen ze onderscheiden in een drietal groepen, namelijk: a. De zoete pannenkoeken b. De niet-zoete pannenkoeken c. De pikante pannenkoeken ​

2024-04-26
Wielerwoordenboek

Fons Leroy en Wim van Rooy (2010)

pannenkoek

pannenkoek: slappe coureur, slecht renner.

2024-04-26
Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

pannenkoek

Scheldwoord voor een sukkel, een zwakkeling. Oorspronkelijk onder wielrenners een denigrerende term voor een zwakke coureur (ook wel een krabber genoemd). Voetballers kennen het scheldwoord inmiddels ook. Trainer Roy Wesseling van voetbalclub Haarlem stuurde een speler ooit voor de rest van het seizoen naar de kleedkamer, nadat deze hem had uitgema...

2024-04-26
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

pannenkoek

(de; -en) - renner met weinig talent, kneus • Over de sterke renner Rick Flens (1983): ‘En die Flens, dat is geen pannenkoek.’ (tv-commentator Michel Wuyts) → drollencoureur, krabber

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Pannenkoek

sukkel, zwakkeling. Oorspronkelijk onder wielrenners een denigrerende term voor een zwakke coureur (ook wel een krabber genoemd). Voetballers kennen het scheldwoord inmiddels ook. Trainer Roy Wesseling van betaaldvoetbalclub FC Haarlem stuurde een speler ooit voor de rest van het seizoen naar de kleedkamer, nadat deze hem had uitgemaakt voor pannen...