Wat is de betekenis van Pannekoek?

2024-03-29
Jargon & Slang van Wielrenners

Marc De Coster (2017)

Pannekoek

Pannekoek - een zwakke wielrenner. Sedert de jaren zestig gebruikte term. Syn.: krabber, krabbelaar, drollecoureur. Fr. argot traîne-roulettes, doublure. Kilometertellers waren voor pannekoeken op sportfietsen met spatborden die bij rode stoplichten wachtten. - Nieuwe Revu 20.7.1989 ​

2024-03-29
Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Pannekoek

Buurtje in de gemeente Groningen tegen de gemeentegrens met Zuidhorn ten W. van Vierverlaten. Genoemd naar een herberg; affiniteit met het nabijgelegen De Poffert.

2024-03-29
Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Pannekoek

Pannekoek, Antonie, Nederlands sterrenkundige en marxistisch theoreticus, *2.1.1873 Vaassen, +28.4.1960 Wageningen. Pannekoek werd in 1918 lector en was van 1925-1942 hoogleraar aan de Gemeente Universiteit van Amsterdam en directeur van het Astronomisch Instituut. Hij deed belangrijk werk op het gebied van de astrofysica, de bouw van het melkwegst...

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Recht voor z'n raap

Rouke G. Broersma (1970)

Pannekoek

zwakke wielrenner.